HYPERTENSIEVE CRISIS
Definitie
Hypertensieve crisis:
Sterke verhoging van de bloeddruk(meestal >120- 130 mmHg diastolisch en >200-220 mmHg systolisch), die wordt of kán worden gecompliceerd door acute schade aan hersenen, hart, nieren, grote bloedvaten of ogen. Het al of niet aanwezig zijn van acute of progressieve tekenen van orgaanschade is bepalend voor de snelheid van handelen.
Er zijn twee vormen:
• hypertensieve urgentie
• hypertensief noodgeval
Een hypertensieve urgentie is een situatie waarbij het wenselijk is de zeer hoge bloeddruk binnen enkele uren te verlagen, meestal met orale medicatie, ter voorkòming van orgaanschade.
Een hypertensief noodgeval is een situatie waarbij als gevolg van acute orgaanschade een snelle en gecontroleerde bloeddrukverlaging noodzakelijk is met intraveneuze middelen.
Voorbeelden van een hypertensief noodgeval :
1.Een hypertensieve crisis met retinopathie: hypertensief noodgeval, gepaard gaat met bilaterale retina-afwijkingen bestaande uit retinale bloedingen, cotton wool spots, papiloedeem of een combinatie van deze afwijkingen. (Retinopathie graad III of IV). Hypertensieve retinopathie volgens Keith, Wagener en Barker Graad I Geringe tot matige vernauwing retina-arteriën; arterioveneuze ratio van vaatdikte ≥ 1:2 Graad II Matige tot ernstige vernauwing retina-arteriën; arterioveneuze ratio van vaatdikte < 1:2 Graad III Bilaterale exsudaten of bloedinkjes in de retina Graad IV Als graad III, met papiloedeem 2.Een hypertensieve crisis met microangiopathie: hypertensief noodgeval, gepaard gaande met een (Coombs-negatieve) hemolyse (fragmentocyten, verhoogd LDH of verlaagd haptoglobine) en een trombopenie. 3.Hypertensieve crisis met encefalopathie: hypertensief noodgeval, gepaard gaande met sufheid, epileptische aanvallen, delier, zonder andere oorzaak (herseninfarct of -bloeding, SAB, TTP-HUS). 4.Hypertensieve crisis met (acute) nierinsufficientie: hypertensief noodgeval, gaande met acute nierfunctiestoornissen en sedimentsafwijkingen. Anamnese De anamnese is gericht op het vinden van aanwijzingen voor acute orgaanschade, eventueel luxerend moment (therapieontrouw, gebruik van drop- of zoethoutthee, cocaine-/amfetamine, NSAID's, orale anticonceptie) of eventueel onderliggende secundaire oorzaken zoals een nierziekte of nierarteriestenose. Klachten en symptomen variëren; de meest voorkomende klachten bij een hypertensieve crisis zijn hoofdpijn, pijn op de borst, kortademigheid en duizeligheid en neurologische uitval. Ongeveer de helft van de patienten met een hypertensieve crisis en retinopathie heeft visusklachten. Patienten met een hypertensieve encefalopathie presenteren zich met, naast een sterk verhoogde bloeddruk, meestal met een verminderd bewustzijn, variërend van sufheid of traagheid tot coma, verwardheid, motorische onrust, (corticale) blindheid of een (doorgemaakt) tonisch-clonisch insult. Met name het onderscheid tussen een hypertensieve encefalopathie en een encefalopathie door TTP kan lastig zijn, omdat bij beide, naast neurologische verschijnselen ook een microangiopathische hemolyse kan voorkomen. De aanwezigheid van graad-III- of -IV-retinopathie ondersteunt hierbij de diagnose hypertensieve encefalopathie. Lichamelijk onderzoek Bij het lichamelijk onderzoek moet er aandacht zijn voor de aanwezigheid van hypertensieve orgaanschade en afwijkingen die kunnen wijzen op de oorzaak van de hypertensie (bloeddrukverschil tussen beide armen, souffle in de bovenbuik). Er moet worden gelet op tekenen van hartfalen, neurologische uitval en retina-afwijkingen.
Acute consultatie van een oogarts kan nodig zijn voor:
1. Het onderscheid tussen een hypertensieve urgentie en een hypertensief noodgeval,omdat bij een hypertensief noodgeval opname noodzakelijk is.
2. De differentiatie tussen een hypertensieve crisis en TTP, HUS, omdat deze aandoeningen een andere behandeling behoeven.
In alle andere gevallen van hypertensieve crisis is de behandeling niet afhankelijk van de oogheelkundige bevindingen en kan beoordeling van de retina ter inventarisatie van de omvang van de hypertensieve complicaties op een later tijdstip geschieden.
Laboratoriumonderzoek
Het laboratoriumonderzoek in de acute fase is gericht op het aantonen van hypertensieve orgaanschade (microangiopathische hemolyse en nierinsufficientie), en het bestaan van elektrolytafwijkingen. In elk geval moeten worden bepaald:
• Hb, trombocyten, reticulocyten en beoordeling rood bloedbeeld op fragmentocyten;
• ureum, creatinine, natrium, kalium, bilirubine, LDH, eventueel haptoglobine in het serum;
• urine: sediment, kwalitatief op eiwit of kwantitatief gecorrigeerd voor creatinine in een portie.
Aanvullend onderzoek
Het aanvullend onderzoek in de acute fase is gericht op het aantonen van acute hypertensieve orgaanschade en het vinden van oorzaken van de crisis die snel behandeling behoeven (bijv. postrenale obstructie).
Verricht wordt:
• ECG (ischemie, linkerventrikelhypertrofie) en X-thorax (CTR ratio, overvulling) Op indicatie worden de volgende onderzoeken verricht:
• Echo van nieren bij gestoorde nierfunctie en/of afwijkend sediment (postrenale obstructie, parenchymafwijkingen, niergrootte, links-rechtsverschillen)
• CT-hersenen bij verdenking op een bloeding/infarct;
• CT-angio thorax en abdomen bij verdenking op onder meer een aortadissectie.
Behandeling
hypertensieve urgentie
Een hypertensieve urgentie kan vrijwel altijd worden behandeld met oraal werkzame antihypertensiva, hierbij wordt een geleidelijke daling van de bloeddruk nagestreefd in enkele uren. Bewijs dat sommige middelen effectiever zijn dan andere middelen ontbreekt. Evenmin is bekend welke initiële streefwaarde optimaal is en of deze al of niet snel moet worden bereikt. Tevens hebben placebogecontroleerde studies laten zien dat bij een substantieel deel van de patienten de bloeddruk vaak spontaan al aanzienlijk daalt. Wel zijn er aanwijzingen dat een te sterke initiële bloeddrukdaling, zoals in het verleden gerapporteerd voor nifedipine sublinguaal, kan leiden tot cerebrale, cardiale of renale ischemie. Het gebruik van de direct werkende nifedipine capsules is geasssocieerd met ernstige hypotensie kans op een hersen- of myocardinfarct, en wordt daarom afgeraden.
Middelen waarmee kan worden behandeld zijn nifedipine retard, captopril en labetalol. Voor ontslag uit het ziekenhuis is het wenselijk de bloeddruk te verlagen tot <180/110 mmHg, maar in ieder geval tot <200/120 mmHg.
Middel Dosis (mg) Begin effect (min) Maximaal effect (uren) Dosis interval (uren) Contraindicatie Bijwerkingen Nifedipine retard 20 15-30 4-6 12-24 Hoofdpijn, flushes Captopril 25 30-60 1-2 8 Angioedeem bij ACE-remmers Hypotensie bij geactiveerd RAAS-systeem Labetolol 200 15-30 2-4 8 COPD, 2e of 3e graads AV blok
1. Het middel van eerste keuze is nifedipine retard 1 x 20 mg.
2. Van nifedipine retard kan na twee uur 70% van de maximale bloeddrukdaling worden waargenomen.
3. Het bloeddrukverlagend effect van nifedipine-tabletten met een Oral Release Osmotic System-(Adalat OROS-) formulering begint pas na twee à drie uur en houdt zes tot 11 uur aan. Gezien de trage werking en de lange halfwaardetijd is dit middel niet geschikt voor de behandeling van een hypertensieve urgentie.
Behandeling hypertensief noodgeval
Een patiënt met een hypertensief noodgeval dient intraveneus te worden behandeld op een afdeling waar intensieve hemodynamische bewaking (intensive care of hartbewaking) met bij voorkeur invasieve arteriële bloeddrukmeting. Bij de meeste hypertensieve noodgevallen is een verlaging van de gemiddelde bloeddruk van 25% in minuten tot uren (afhankelijk van de ernst van de orgaanschade) aangewezen. Het in korte tijd verlagen van de gemiddelde arteriële bloeddruk >50% is geassocieerd met herseninfarct en overlijden. Middel Werking Begin effect (min) Duur (min) Bolus Continue Bijwerkingen Contraindicaties Esmolol ß-blokker 1-2 10-30 0,5-1 mg/kg 50-300 µg/kg/min negatief inotroop;bradycardie COPD (relatief), 2e en 3e graads AV-block, linker ventrikelfalen Fentolamine α1-blokker 1-2 3-5 1 - 5 mg evt. herhalen na 5-15 min 0,5-1,0 mg/uur tachyaritmie, angina pectoris Ketanserine 5HT-/α1-antagonist 1-2 30-60 5 mg, herhalen na 5 min, max 30 mg 2-6 mg/uur hoofdpijn, duizeligheid Verlengde QT-tijd, 2e graads AV-block, bradycardie, hypokaliëmie Labetalol α1+ ß-blokker 5-10 3-6 uur 0,25-0,5 mg/kg 2-4 mg/min tot bereikte effect;daarna 5-20 mg/uur bronchoconstrictie, bradycardie COPD (relatief), 2e en 3e graads AV-block, linker ventrikelfalen Nicardipine calciumantagonist uit de dihydropyridine groep 5-15 30-40 nvt 5-15 mg/uur, start met 5 mg/uur en dosering iedere 15-30 min met 2,5 mg/min verhogen; als bloeddrukdaling bereikt is, dosering verlagen tot 3mg/uur hoofdpijn, misselijkheid ernstig leverfalen Nitroglycerine NO-donor 1-5 3-5 nvt 5-200 µg/min, 5 µg/min verhogen per 5 minuten hoofdpijn Nitroprusside NO-donor direct 1-2 nvt 0,3-10 µg/kg/min, met 0,5 µg/kg/min verhogen per 5 minuten cyanideintoxicatie leverfalen/nierfalen (relatief)
Behandeling specifieke aandoeningen
Hypertensieve encefalopathie : labetalol het geneesmiddel van keuze. Doel: gemiddelde bloeddruk (mean arterial pressure [MAP]) binnen één uur met 20-25% van de uitgangswaarde verlagen. Te grote bloeddrukdalingen (>50% van de oorspronkelijke MAP) verhogen de kans op een herseninfarct en overlijden.
Hypertensieve crisis en cardiale ischemie of infarcering : nitroglycerine of labetalol.
Hypertensieve crisis en acuut hartfalen (geen ischemie): nitroprusside of nitroglycerine.
Acute dissectie van de aorta : onmiddellijke verlaging van de bloeddruk is geïndiceerd naar de laagst tolereerbare bloeddrukwaarden (RR 100-110 mmHg systolisch) om progressie van de dissectie en aortaruptuur te voorkomen. Belangrijk is dat hierbij de hartfrequentie niet toeneemt teneinde een gunstige druk-tijdsverhouding (dp/dt) te handhaven. Esmolol (alternatief: metoprolol) met nitroprusside zijn de geneesmiddelen van keuze. Een goed alternatief voor de combinatie esmolol en nitroprusside is labetalol, toegediend in bolus injecties (sneller effect bij bolus).
Adrenerge crisis : fentolamine, een competitieve alfablokker, is de behandeling van keuze. Bètablokkers zijn alleen geïndiceerd indien er sprake is van tachycardie en alfablokkade reeds gegeven is. Voor de perioperatieve behandeling van feochromocytoom is als alternatief voor fentolamine, toediening van nitroprusside effectief en veilig gebleken.
Cocaïne of XTC intoxicatie: Voor de behandeling van autonome hyperreactiviteit in het kader van de intoxicatie is een benzodiazepine het middel van keuze vanwege het anxiolytische en bloeddrukverlagende effect. Bij persisterende ernstige hypertensie kan aanvullende behandeling met fentolamine worden overwogen. Bij coronair ischemie wordt behandeling met nitroglycerine en aspirine aanbevolen.
Eclampsie of ernstige pre-eclampsie : labetalol is het middel van keuze, alternatief: nicardipine. Streefwaarden: bloeddruk bij patienten met eclampsie verlagen tot <160 mmHg systolisch en <105 mmHg diastolisch om acute hypertensieve complicaties bij de moeder te voorkomen.
Bron: Richtlijn hypertensieve crisis NIV 2010. ISBN: 978-90-8523-217-9
Op de NIV site is deze richtlijn vrij toegankelijk voor toelichting en uitgebreidere informatie.
MBO 2-2000/ geheel vernieuwd MJA 11-2011, Onveranderd opnieuw geaacordeerd MJA 09-2014
Definitie
Hypertensieve crisis:
Sterke verhoging van de bloeddruk(meestal >120- 130 mmHg diastolisch en >200-220 mmHg systolisch), die wordt of kán worden gecompliceerd door acute schade aan hersenen, hart, nieren, grote bloedvaten of ogen. Het al of niet aanwezig zijn van acute of progressieve tekenen van orgaanschade is bepalend voor de snelheid van handelen.
Er zijn twee vormen:
• hypertensieve urgentie
• hypertensief noodgeval
Een hypertensieve urgentie is een situatie waarbij het wenselijk is de zeer hoge bloeddruk binnen enkele uren te verlagen, meestal met orale medicatie, ter voorkòming van orgaanschade.
Een hypertensief noodgeval is een situatie waarbij als gevolg van acute orgaanschade een snelle en gecontroleerde bloeddrukverlaging noodzakelijk is met intraveneuze middelen.
Voorbeelden van een hypertensief noodgeval :
1.Een hypertensieve crisis met retinopathie: hypertensief noodgeval, gepaard gaat met bilaterale retina-afwijkingen bestaande uit retinale bloedingen, cotton wool spots, papiloedeem of een combinatie van deze afwijkingen. (Retinopathie graad III of IV). Hypertensieve retinopathie volgens Keith, Wagener en Barker Graad I Geringe tot matige vernauwing retina-arteriën; arterioveneuze ratio van vaatdikte ≥ 1:2 Graad II Matige tot ernstige vernauwing retina-arteriën; arterioveneuze ratio van vaatdikte < 1:2 Graad III Bilaterale exsudaten of bloedinkjes in de retina Graad IV Als graad III, met papiloedeem 2.Een hypertensieve crisis met microangiopathie: hypertensief noodgeval, gepaard gaande met een (Coombs-negatieve) hemolyse (fragmentocyten, verhoogd LDH of verlaagd haptoglobine) en een trombopenie. 3.Hypertensieve crisis met encefalopathie: hypertensief noodgeval, gepaard gaande met sufheid, epileptische aanvallen, delier, zonder andere oorzaak (herseninfarct of -bloeding, SAB, TTP-HUS). 4.Hypertensieve crisis met (acute) nierinsufficientie: hypertensief noodgeval, gaande met acute nierfunctiestoornissen en sedimentsafwijkingen. Anamnese De anamnese is gericht op het vinden van aanwijzingen voor acute orgaanschade, eventueel luxerend moment (therapieontrouw, gebruik van drop- of zoethoutthee, cocaine-/amfetamine, NSAID's, orale anticonceptie) of eventueel onderliggende secundaire oorzaken zoals een nierziekte of nierarteriestenose. Klachten en symptomen variëren; de meest voorkomende klachten bij een hypertensieve crisis zijn hoofdpijn, pijn op de borst, kortademigheid en duizeligheid en neurologische uitval. Ongeveer de helft van de patienten met een hypertensieve crisis en retinopathie heeft visusklachten. Patienten met een hypertensieve encefalopathie presenteren zich met, naast een sterk verhoogde bloeddruk, meestal met een verminderd bewustzijn, variërend van sufheid of traagheid tot coma, verwardheid, motorische onrust, (corticale) blindheid of een (doorgemaakt) tonisch-clonisch insult. Met name het onderscheid tussen een hypertensieve encefalopathie en een encefalopathie door TTP kan lastig zijn, omdat bij beide, naast neurologische verschijnselen ook een microangiopathische hemolyse kan voorkomen. De aanwezigheid van graad-III- of -IV-retinopathie ondersteunt hierbij de diagnose hypertensieve encefalopathie. Lichamelijk onderzoek Bij het lichamelijk onderzoek moet er aandacht zijn voor de aanwezigheid van hypertensieve orgaanschade en afwijkingen die kunnen wijzen op de oorzaak van de hypertensie (bloeddrukverschil tussen beide armen, souffle in de bovenbuik). Er moet worden gelet op tekenen van hartfalen, neurologische uitval en retina-afwijkingen.
Acute consultatie van een oogarts kan nodig zijn voor:
1. Het onderscheid tussen een hypertensieve urgentie en een hypertensief noodgeval,omdat bij een hypertensief noodgeval opname noodzakelijk is.
2. De differentiatie tussen een hypertensieve crisis en TTP, HUS, omdat deze aandoeningen een andere behandeling behoeven.
In alle andere gevallen van hypertensieve crisis is de behandeling niet afhankelijk van de oogheelkundige bevindingen en kan beoordeling van de retina ter inventarisatie van de omvang van de hypertensieve complicaties op een later tijdstip geschieden.
Laboratoriumonderzoek
Het laboratoriumonderzoek in de acute fase is gericht op het aantonen van hypertensieve orgaanschade (microangiopathische hemolyse en nierinsufficientie), en het bestaan van elektrolytafwijkingen. In elk geval moeten worden bepaald:
• Hb, trombocyten, reticulocyten en beoordeling rood bloedbeeld op fragmentocyten;
• ureum, creatinine, natrium, kalium, bilirubine, LDH, eventueel haptoglobine in het serum;
• urine: sediment, kwalitatief op eiwit of kwantitatief gecorrigeerd voor creatinine in een portie.
Aanvullend onderzoek
Het aanvullend onderzoek in de acute fase is gericht op het aantonen van acute hypertensieve orgaanschade en het vinden van oorzaken van de crisis die snel behandeling behoeven (bijv. postrenale obstructie).
Verricht wordt:
• ECG (ischemie, linkerventrikelhypertrofie) en X-thorax (CTR ratio, overvulling) Op indicatie worden de volgende onderzoeken verricht:
• Echo van nieren bij gestoorde nierfunctie en/of afwijkend sediment (postrenale obstructie, parenchymafwijkingen, niergrootte, links-rechtsverschillen)
• CT-hersenen bij verdenking op een bloeding/infarct;
• CT-angio thorax en abdomen bij verdenking op onder meer een aortadissectie.
Behandeling
hypertensieve urgentie
Een hypertensieve urgentie kan vrijwel altijd worden behandeld met oraal werkzame antihypertensiva, hierbij wordt een geleidelijke daling van de bloeddruk nagestreefd in enkele uren. Bewijs dat sommige middelen effectiever zijn dan andere middelen ontbreekt. Evenmin is bekend welke initiële streefwaarde optimaal is en of deze al of niet snel moet worden bereikt. Tevens hebben placebogecontroleerde studies laten zien dat bij een substantieel deel van de patienten de bloeddruk vaak spontaan al aanzienlijk daalt. Wel zijn er aanwijzingen dat een te sterke initiële bloeddrukdaling, zoals in het verleden gerapporteerd voor nifedipine sublinguaal, kan leiden tot cerebrale, cardiale of renale ischemie. Het gebruik van de direct werkende nifedipine capsules is geasssocieerd met ernstige hypotensie kans op een hersen- of myocardinfarct, en wordt daarom afgeraden.
Middelen waarmee kan worden behandeld zijn nifedipine retard, captopril en labetalol. Voor ontslag uit het ziekenhuis is het wenselijk de bloeddruk te verlagen tot <180/110 mmHg, maar in ieder geval tot <200/120 mmHg.
Middel Dosis (mg) Begin effect (min) Maximaal effect (uren) Dosis interval (uren) Contraindicatie Bijwerkingen Nifedipine retard 20 15-30 4-6 12-24 Hoofdpijn, flushes Captopril 25 30-60 1-2 8 Angioedeem bij ACE-remmers Hypotensie bij geactiveerd RAAS-systeem Labetolol 200 15-30 2-4 8 COPD, 2e of 3e graads AV blok
1. Het middel van eerste keuze is nifedipine retard 1 x 20 mg.
2. Van nifedipine retard kan na twee uur 70% van de maximale bloeddrukdaling worden waargenomen.
3. Het bloeddrukverlagend effect van nifedipine-tabletten met een Oral Release Osmotic System-(Adalat OROS-) formulering begint pas na twee à drie uur en houdt zes tot 11 uur aan. Gezien de trage werking en de lange halfwaardetijd is dit middel niet geschikt voor de behandeling van een hypertensieve urgentie.
Behandeling hypertensief noodgeval
Een patiënt met een hypertensief noodgeval dient intraveneus te worden behandeld op een afdeling waar intensieve hemodynamische bewaking (intensive care of hartbewaking) met bij voorkeur invasieve arteriële bloeddrukmeting. Bij de meeste hypertensieve noodgevallen is een verlaging van de gemiddelde bloeddruk van 25% in minuten tot uren (afhankelijk van de ernst van de orgaanschade) aangewezen. Het in korte tijd verlagen van de gemiddelde arteriële bloeddruk >50% is geassocieerd met herseninfarct en overlijden. Middel Werking Begin effect (min) Duur (min) Bolus Continue Bijwerkingen Contraindicaties Esmolol ß-blokker 1-2 10-30 0,5-1 mg/kg 50-300 µg/kg/min negatief inotroop;bradycardie COPD (relatief), 2e en 3e graads AV-block, linker ventrikelfalen Fentolamine α1-blokker 1-2 3-5 1 - 5 mg evt. herhalen na 5-15 min 0,5-1,0 mg/uur tachyaritmie, angina pectoris Ketanserine 5HT-/α1-antagonist 1-2 30-60 5 mg, herhalen na 5 min, max 30 mg 2-6 mg/uur hoofdpijn, duizeligheid Verlengde QT-tijd, 2e graads AV-block, bradycardie, hypokaliëmie Labetalol α1+ ß-blokker 5-10 3-6 uur 0,25-0,5 mg/kg 2-4 mg/min tot bereikte effect;daarna 5-20 mg/uur bronchoconstrictie, bradycardie COPD (relatief), 2e en 3e graads AV-block, linker ventrikelfalen Nicardipine calciumantagonist uit de dihydropyridine groep 5-15 30-40 nvt 5-15 mg/uur, start met 5 mg/uur en dosering iedere 15-30 min met 2,5 mg/min verhogen; als bloeddrukdaling bereikt is, dosering verlagen tot 3mg/uur hoofdpijn, misselijkheid ernstig leverfalen Nitroglycerine NO-donor 1-5 3-5 nvt 5-200 µg/min, 5 µg/min verhogen per 5 minuten hoofdpijn Nitroprusside NO-donor direct 1-2 nvt 0,3-10 µg/kg/min, met 0,5 µg/kg/min verhogen per 5 minuten cyanideintoxicatie leverfalen/nierfalen (relatief)
Behandeling specifieke aandoeningen
Hypertensieve encefalopathie : labetalol het geneesmiddel van keuze. Doel: gemiddelde bloeddruk (mean arterial pressure [MAP]) binnen één uur met 20-25% van de uitgangswaarde verlagen. Te grote bloeddrukdalingen (>50% van de oorspronkelijke MAP) verhogen de kans op een herseninfarct en overlijden.
Hypertensieve crisis en cardiale ischemie of infarcering : nitroglycerine of labetalol.
Hypertensieve crisis en acuut hartfalen (geen ischemie): nitroprusside of nitroglycerine.
Acute dissectie van de aorta : onmiddellijke verlaging van de bloeddruk is geïndiceerd naar de laagst tolereerbare bloeddrukwaarden (RR 100-110 mmHg systolisch) om progressie van de dissectie en aortaruptuur te voorkomen. Belangrijk is dat hierbij de hartfrequentie niet toeneemt teneinde een gunstige druk-tijdsverhouding (dp/dt) te handhaven. Esmolol (alternatief: metoprolol) met nitroprusside zijn de geneesmiddelen van keuze. Een goed alternatief voor de combinatie esmolol en nitroprusside is labetalol, toegediend in bolus injecties (sneller effect bij bolus).
Adrenerge crisis : fentolamine, een competitieve alfablokker, is de behandeling van keuze. Bètablokkers zijn alleen geïndiceerd indien er sprake is van tachycardie en alfablokkade reeds gegeven is. Voor de perioperatieve behandeling van feochromocytoom is als alternatief voor fentolamine, toediening van nitroprusside effectief en veilig gebleken.
Cocaïne of XTC intoxicatie: Voor de behandeling van autonome hyperreactiviteit in het kader van de intoxicatie is een benzodiazepine het middel van keuze vanwege het anxiolytische en bloeddrukverlagende effect. Bij persisterende ernstige hypertensie kan aanvullende behandeling met fentolamine worden overwogen. Bij coronair ischemie wordt behandeling met nitroglycerine en aspirine aanbevolen.
Eclampsie of ernstige pre-eclampsie : labetalol is het middel van keuze, alternatief: nicardipine. Streefwaarden: bloeddruk bij patienten met eclampsie verlagen tot <160 mmHg systolisch en <105 mmHg diastolisch om acute hypertensieve complicaties bij de moeder te voorkomen.
Bron: Richtlijn hypertensieve crisis NIV 2010. ISBN: 978-90-8523-217-9
Op de NIV site is deze richtlijn vrij toegankelijk voor toelichting en uitgebreidere informatie.
MBO 2-2000/ geheel vernieuwd MJA 11-2011, Onveranderd opnieuw geaacordeerd MJA 09-2014